Iets goeds bezitten is alleen maar aangenaam als je het kunt delen (Desiderius Erasmus 1466 - 1536)

Verenigingscontributie waarover omzetbelasting is verschuldigd

Er zijn in Nederland een heleboel mensen aangesloten bij een vereniging als lid. Ze voetballen, organiseren carnaval, houden zich bezig met postzegels, zingen, organiseren excursies etc. in verenigingsverband. Het lidmaatschap dwingt ertoe dat zij daarvoor jaarlijks contributie aan de vereniging moeten betalen. In de statuten van de vereniging vermelden de doelstellingen waarvoor de vereniging (be-)staat. Veelal stelt het bestuur in samenspraak met de algemene ledenvergadering jaarlijks vast wat de plannen van de vereniging zijn en waaraan het geld wordt uitgegeven. Veelal betekent dit dat de verenigingsactiviteiten worden afgestemd op de financiële armslag en de contributie van de vereniging. Deze gebruikelijk gang van zaken zal bij de meeste mensen wel bekend zijn.

Het komt regelmatig voor dat er een onlosmakelijk verband is tussen de hoogte van de contributie die een lid moet betalen en de verenigingsfaciliteiten waarvan gebruik wordt gemaakt. Bij bijvoorbeeld een tennisvereniging of golfclub kan het zomaar zijn dat er een directe relatie is tussen de hoogte van de contributie en het gebruik van de tennis- respectievelijk golfbaan. Een dergelijke vereniging treedt dan door het bieden van de mogelijkheid tot sportbeoefening wellicht in concurrentie met andere aanbieders van een sport- en fitnessaccommodatie. De vereniging wordt dan voor de Wet op de omzetbelasting 1969 (Wet OB) aangemerkt als ondernemer! Volgens artikel 7 van de Wet OB is ondernemer ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent. Het ondernemersbegrip van de Wet OB wordt echter heel ruim uitgelegd. Daaronder vallen ook verenigingen en daarbij is het niet streven naar winst geen criterium. Wel moet er sprake zijn van het met enige regelmaat presteren tegen een vergoeding in het maatschappelijk verkeer. Het komt er praktisch op neer dat onder het ondernemingsbegrip van de Wet OB iedere ‘economische activiteit’ kan vallen waarmee misschien in concurrentie wordt getreden.

Ten aanzien van leveringen van goederen of diensten van de vereniging die alleen maar aan eigen leden worden verricht, werd er lang vanuit gegaan dat zolang alleen eigen leden daarvan het voordeel hadden dat dit geen ‘economische activiteiten’ waren. Volgens een arrest van de Hoge Raad van 21 juni 1995 is er echter geen sprake van optreden in eigen kring als iedereen die aan de daarvoor gestelde voorwaarden voldoet, lid van een vereniging kan worden. Dit is wellicht een punt dat door veel verenigingen wordt vergeten. Door dit arrest kan het namelijk zomaar gebeuren dat betaalde contributie gelijk gesteld moet worden aan iedere willekeurige betaling voor de levering van een dienst waarbij gewoonlijk wel omzetbelasting berekend wordt. Het is uiteraard nog de vraag of dan misschien nog een vrijstelling van de Wet OB ‘voorkomt’ dat over de contributie omzetbelasting berekend moet worden. Dat dient steeds beoordeeld te worden.

Uit een uitspraak van de Rechtbank Arnhem uit november 2008 bleek dat het rechtstreekse verband tussen de hoogte van de contributie en de aan de leden verrichte prestaties van doorslaggevend belang is bij de bepaling of er wel of geen omzetbelasting berekend moet worden. Onder andere vanwege deze uitspraak moet dus worden getoetst of de contributie eigenlijk alleen een vergoeding is voor de levering van diensten aan de leden. Als daarvan sprake is, is er dus wellicht omzetbelasting over de contributie verschuldigd.

Bekijk alle artikelen van Huisvennen Advies B.V.

mr. Franc Beekmans

04-09-2019

Goede doelen, (zorg)stichtingen & verenigingen

De laatste blogs via de mail ontvangen? Schrijf u hieronder in.