Iets goeds bezitten is alleen maar aangenaam als je het kunt delen (Desiderius Erasmus 1466 - 1536)

Subsidie en omzetbelasting

Het is een veel voorkomend misverstand dat subsidies per definitie vrij zijn van omzetbelasting. Met name gaan besturen van goede doelenorganisaties er vaak vanuit dat bij een subsidietoekenning omzetbelasting geen rol speelt. Het lijkt immers in tegenspraak dat bij een subsidie voor een ideëel doel door middel van omzetbelasting daarvan een deel wordt ‘afgeroomd’ door de Nederlandse overheid. De website van de Belastingdienst geeft aan: ‘Meestal berekent u geen btw over subsidies. U berekent alleen btw als u de subsidies ontvangt als vergoeding voor geleverde diensten of goederen.’ Bij iedere toekenning van een subsidie dient dus als een van de eerste vragen aan de orde te komen of daarover wellicht toch omzetbelasting berekend en afgedragen moet worden. De Belastingdienst controleert steeds vaker subsidies. Ook het gegeven dat uiteindelijk een bestuur aansprakelijk kan zijn voor een juiste aangifte en afdracht van omzetbelasting, dwingt ertoe om deze vraag voorrang te geven. Daarvoor is des te meer reden als men bedenkt dat de Belastingdienst bij enige twijfel het standpunt kiest dat over een subsidie omzetbelasting verschuldigd is.

Hoewel dit geen volstrekte zekerheid geeft of er wel of geen omzetbelasting verschuldigd is, is er een drietal criteria waaraan getoetst kan worden om te bepalen of sprake is van een met omzetbelasting belaste subsidie. De eerste vraag is steeds of de gesubsidieerde organisatie als ondernemer voor de omzetbelasting moet worden aangemerkt. Daarvan is al snel sprake indien er door deze organisatie wordt deelgenomen aan het economisch verkeer waarbij in concurrentie wordt getreden met andere marktpartijen. Stel uw organisatie geeft ook buiten uw kring van leden of personeel een gesubsidieerd tijdschrift uit waarop een abonnement genomen kan worden, dan is al sprake van ondernemerschap voor de omzetbelasting. Dit geldt ook in geval van verkoop van promotiemateriaal, andere goederen of diensten aan derden. Uit ervaring blijkt dat veel organisaties goederen en diensten leveren om financiële middelen te verwerven. Daardoor worden zij al in de omzetbelasting getrokken als ondernemer.

Een tweede criterium is dat tegenover de subsidie een aanwijsbare prestatie moet staan. De subsidieverstrekking dient dus gericht te zijn op het behalen van een concreet bepaalbaar resultaat. Als er bijvoorbeeld een subsidie wordt verstrekt voor kookcursussen om integratie te bevorderen tussen verschillende doelgroepen, is er een behoorlijke kans dat daarover omzetbelasting verschuldigd is. In geval een subsidie wordt verstrekt om in een bepaald gebied de instandhouding van bloemrijke akkerranden voor insecten te bevorderen, is geen sprake van een aanwijsbare prestatie. De daarop gerichte activiteiten kunnen immers op allerlei manieren plaatsvinden.

Een derde vaak doorslaggevend criterium is dat de gesubsidieerde prestatie wordt verricht ten behoeve van de subsidieverstrekker of een ander die deze prestatie ook individueel verbruikt. Met de subsidie wordt dan geen algemeen belang gediend maar uiteindelijk een duidelijk individueel belang of een belang van een bepaalde groep. Over bijvoorbeeld de subsidie voor een onderzoek en voor de rapportage van deze onderzoeksresultaten aan de subsidieverstrekkende overheidsorganisatie die daarop haar beleid afstemt, is omzetbelasting verschuldigd. Deze subsidie voldoet immers aan de drie criteria. De vuistregel is dus dat aan dit drietal criteria tenminste moet worden getoetst bij de toekenning van een subsidie.

Bekijk alle artikelen van Huisvennen Advies B.V.

mr. Franc Beekmans

17-04-2019

Goede doelen, (zorg)stichtingen & verenigingen

De laatste blogs via de mail ontvangen? Schrijf u hieronder in.