Onbekendheid met het recht geeft meer aanleiding tot processen dan kennis van het recht. (Marcus Tullius Cicero 106 - 43 voor Chr.)
Met de bedoeling om op den duur het bedrijf over te dragen, worden al vele jaren in de agrarische wereld tussen ouders en kinderen maatschapsovereenkomsten aangegaan. Lang waren dit vaak mondelinge overeenkomsten. Agrarische maatschappen hoefden ook niet te worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Door de rechtsontwikkeling werden dit schriftelijke overeenkomsten. Bij die schriftelijke vastlegging werden niet alleen de (wijze van) inbreng meegenomen, maar onder andere ook de winstverdeling en de wijze van beëindiging van de maatschapsovereenkomst. Voor de beëindiging van de maatschap werden regelingen opgenomen met betrekking tot de opzegging, overname- en verblijvingsbedingen en de waarde waartegen de verschillende (im)materiële bedrijfsmiddelen overgedragen worden.
Het merendeel van de bepalingen in een maatschapsovereenkomst gaat uit van een goede samenwerking en goed overleg met het oog op de bedrijfsvoering. Toch bevatten goede maatschapsovereenkomsten bepalingen voor het geval discussies tussen de vennoten escaleren. Een van deze bepalingen is de arbitrageclausule, daaraan zijn immers ‘voor het geval dat’ allerlei voordelen toe te schrijven, zoals de snelheid van geschillenbeslechting door deskundigen. Een arbitrageclausule legt ook beperkingen op aan de partijen. Immers het vierde boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) krijgt gelding zodra een arbitrageclausule is overeengekomen.
Enkele bepalingen waardoor een partij bij een maatschap met arbitrageclausule zich weleens beperkt voelt, zijn de artikelen 1064, 1064a en 1065 Rv. Deze artikelen geven de civiele rechter begrensde mogelijkheden om eventueel een arbitraal vonnis te vernietigen. Dit kan aan de orde zijn als een partij zich echt benadeeld voelt door het arbitraal vonnis. De vordering tot vernietiging moet dan binnen drie maanden na de dag van verzending daarvan zijn ingesteld. In de dagvaarding dienen de vernietigingsgronden te zijn opgenomen (art. 1064a, lid 4 Rv). Het vijftal met name formele gronden waarop vernietiging kan plaatsvinden, staan in de wet (art. 1065 Rv). Daarbij dient de rechter zich bij zijn beoordeling van het arbitrale vonnis terughoudend op te stellen, zoals onder meer is overwogen in HR 17 januari 2003, LJN: AE9395, NJ 2004, 384.
Bij de procedure om een arbitraal vonnis te laten vernietigen, moet de rechter bij zijn onderzoek of er een grond is tot vernietiging zich terughoudend opstellen. Dit hangt samen met artikel 1065 Rv. Een procedure op de voet van art. 1065 Rv mag namelijk niet worden gebruikt als een verkapt hoger beroep. Het algemeen belang verlangt immers dat de civiele rechter alleen in bijzondere situaties dient in te grijpen op een arbitraal vonnis. Alleen als er strijd met één of meerdere gronden van art. 1065 lid 1 blijkt te zijn, zal vernietiging van het arbitraal vonnis kunnen volgen. Deze bepaling zal de rechter echter heel terughoudend toepassen. In beginsel is dus met de hiervoor genoemde artikelen geen hoger beroep voorzien ten aanzien van de arbitrage.
Indien wel een beroepsmogelijkheid bij de arbitrage wenselijk is, zal dit op voet van artikel 1050, lid 1 RV uitdrukkelijk moeten zijn overeengekomen tussen partijen. Bij de meeste agrarische maatschappen ontbreekt echter een bepaling met betrekking tot een hoger beroep in geval van arbitrage. Vandaar dat het raadzaam wellicht raadzaam is om deze maatschapsovereenkomsten ook op dit punt aan te vullen, ‘voor het geval dat’.