Iets goeds bezitten is alleen maar aangenaam als je het kunt delen (Desiderius Erasmus 1466 - 1536)
In het maatschappelijk verkeer wordt vaak aangenomen dat een stichting geen winst mag beogen en om die reden ook niets met belastingen van doen heeft. Deze benadering gaat voor heel veel stichtingen in praktische zin zeker op. Ze streven een goed doel na, maken geen winst en treden ook niet in concurrentie in het handelsverkeer. Bij een dergelijke gang van zaken is er geen belastingheffing aan de orde. Er worden dan geen prestaties of leveringen verricht, die concurrerend zijn en aan winst hoeft niet gedacht te worden want die is er eenvoudigweg niet. Toch geldt dit niet voor iedere stichting. Er zijn een heleboel stichtingen, die wel leveringen en diensten verrichten waarmee in concurrentie wordt getreden, die voor bepaalde doelen subsidies krijgen en/of die jaarlijks een positief exploitatieresultaat behalen. Dit resultaat wordt dan wel voor het goede doel van de stichting gebruikt, maar dan komt wel belastingplicht aan de orde.
Met betrekking tot de omzetbelasting geldt de hoofdregel dat in geval men in het economisch verkeer in concurrentie treedt in beginsel omzetbelasting verschuldigd is. Voor natuurlijke personen geldt soms de zogenaamde kleineondernemersregeling, maar die geldt in 2019 niet voor stichtingen. Met de Wet modernisering kleineondernemingsregeling wordt een wetswijziging voorbereid waardoor met ingang van 1 januari 2020 ook voor stichtingen bescheiden omzetten vrij van de omzetbelasting blijven. Vooralsnog geldt voor stichtingen de hoofdregel dat over alle omzet omzetbelasting berekend moet worden. Dit is alleen anders als een vrijstelling van toepassing is. Stichtingen die zich als goed doel bijvoorbeeld richten op jeugd- en jongerenwerk of een sociaal-culturele instelling zijn, kunnen een beroep op vrijstellingen voor de omzetbelasting doen. Zo zijn er nog meer vrijstellingen voor de omzetbelasting die kunnen gelden voor een stichting. Als echter geen beroep op een vrijstelling gedaan kan worden, dient door de stichting een zogenaamde btw-administratie te worden gevoerd, moet er btw op facturen worden gezet en moeten de facturen voldoen aan de zogenaamde btw-vereisten.
Een stichting kan ook belastingplichtig worden voor de vennootschapsbelasting. Daarvoor moet wel een onderneming worden gedreven. Daarvan is sprake als aan de stichting een organisatie van kapitaal en arbeid kan worden toegerekend waarmee wordt deelgenomen aan het economisch verkeer om een voordeel te behalen dat objectief bezien in redelijkheid verwacht mag worden. De toets van de vennootschapsbelasting is dus wat verdergaand dan die van de omzetbelasting. In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is voor aangewezen rechtspersonen een vrijstelling voorzien. Voor die vrijstelling kunnen stichtingen in aanmerking komen. De vrijstelling voor de vennootschapsbelasting is aan de orde als het positieve exploitatieresultaat van een jaar, de zogenaamde fiscale winst niet boven de € 15.000,– uitkomt of de fiscale winst in een jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar bij elkaar niet hoger is dan € 75.000,–. Gelet op deze vrijstelling moet de stichting voldoen aan een aantal boekhoudkundige verplichtingen. De boekhouding van de stichting moet altijd actueel en doorzichtig zijn zodat kan worden aangetoond dat de vrijstelling mag worden toegepast. Hiervoor rust op het bestuur een wettelijk plicht, maar die leidt wel tot een voordeel.