De essentie van kennis is om het te gebruiken, als je het hebt, en om het toe te geven als je het niet hebt. (Confucius - Kong Qui 551 - 479 voor Chr.)

Schadevergoeding en arbeidskorting

Korting op inkomstenbelasting bij tegenwoordige arbeid

De arbeidskorting is een korting op de te betalen inkomstenbelasting. Volgens artikel 8.11 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 geldt de arbeidskorting voor de belastingplichtige die arbeidsinkomen geniet. Het moet gaan om inkomen uit zogenaamde tegenwoordige arbeid. Daaronder worden alle inkomsten verstaan die aangemerkt worden als loon uit dienstbetrekking, winst uit een eigen onderneming of de inkomsten uit andere arbeid zoals bijvoorbeeld freelance werkzaamheden. De hoogte van het inkomen en de leeftijd van de belastingplichtige bepalen de hoogte van de arbeidskorting. De arbeidskorting wordt lager naarmate het inkomen uit tegenwoordige arbeid stijgt en zodra een belastingplichtige recht krijgt op AOW. Wat tegenwoordige arbeid is, lijkt eenvoudig. Toch heeft de Hoge Raad in haar arrest van 31 januari 2014 dat heel concreet gedefinieerd in overweging 3.5.2. Daarin stelde de Hoge Raad:

Voor het onderscheid tussen inkomsten uit tegenwoordige arbeid en inkomsten uit vroegere arbeid komt het erop aan of de genoten inkomsten ten nauwste verband houden met bepaalde of in een bepaald tijdvak verrichte arbeid waarvoor die inkomsten een rechtstreekse beloning vormen, dan wel of die inkomsten niet een onmiddellijke tegenprestatie voor die arbeid vormen doch slechts meer algemeen hun oorzaak vinden in het voorheen verricht zijn van arbeid. De omstandigheid dat de dienstbetrekking waaruit de inkomsten worden genoten ten tijde van het genieten ervan nog bestond, is daarbij niet doorslaggevend (vgl. HR 26 juni 1968, nr. 15929, BNB 1968/169).

Als inkomsten uit tegenwoordige arbeid kunnen dus worden aangemerkt de voordelen die voortvloeien uit in een bepaald tijdvak verrichte arbeid waarvoor die inkomsten een rechtstreekse beloning vormen.

Arbeidskorting en schadevergoeding
Op 4 maart 2020 werd een uitspraak gepubliceerd van het Gerechtshof Amsterdam waarin de arbeidskorting in het kader van een schadevergoeding aan de orde was gesteld. In die kwestie ging het om een ontslagvergoeding vanwege de beëindiging van een dienstverband. De hoogte van de toegekende vergoeding was vastgesteld door de kantonrechter. Daarbij had de kantonrechter ermee rekening gehouden dat de rechthebbende tot deze schadevergoeding (de belastingplichtige) langdurig ziek was geweest. De kantonrechter had voor de bepaling van een billijke vergoeding overwogen dat de verstoring van de arbeidsverhouding aan beide partijen te wijten was; aan ABN AMRO door het onterechte ontslag op staande voet, de langdurige procedures en vervolgens de gebrekkige afrekening daarvan, maar ook aan de belastingplichtige gezien diens opstelling, waarschijnlijk mede ingegeven door zijn ziektebeeld. Daarbij achtte de kantonrechter alles overziende en rekening houdend met de langdurige ziekteperiode en de lange termijn waarover ABN AMRO het loon had doorbetaald zonder dat daar arbeid tegenover stond, het billijk bij de vergoeding uit te gaan van factor C is 0,5. Uit deze uitspraak van de kantonrechter bleek diens onderbouwing van de toegerekende schadevergoeding in relatie tot de periode waarin geen arbeid was geleverd. Het Gerechtshof Amsterdam stelde dat de toegekende schadevergoeding geen rechtstreekse beloning vormde voor bepaalde of in een bepaald tijdvak verrichte arbeid en niet een onmiddellijke tegenprestatie vormde voor die arbeid. De schadevergoeding behoorde derhalve niet tot hetgeen de belastingplichtige uit tegenwoordige arbeid had genoten. De beëindigingsvergoeding mocht dan ook niet in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de arbeidskorting.

Bekijk alle artikelen van Huisvennen Advies B.V.

mr. Franc Beekmans

19-05-2020

Schadeberekeningen & second opinion

De laatste blogs via de mail ontvangen? Schrijf u hieronder in.