De echte tevredenheid is iets actief zoals de landbouw. Het is de capaciteit alles uit een bepaalde situatie te halen wat er in zit. (Gilbert Keith Chesterton 1874 -1936)
Vanaf 2 november 2017 is de Beleidsregel staldering Noord-Brabant in werking getreden. De staldering is in de provincie Noord-Brabant geïntroduceerd om een verdere concentratie van vee in de aangewezen stalderingsgebieden te voorkomen. De bedoeling van de staldering is overigens meervoudig. Door de provincie wordt gestreefd naar een betere veespreiding en de bestrijding van leegstand in het buitengebied. Daarbij lijkt het erop dat ook indirect wordt beoogd om het aantal stuks vee terug te dringen. Immers per 110 m2 gesaneerde stalcapaciteit mag 100 m2 teruggebouwd worden. De staldering geldt in beginsel voor alle veehouderijen, maar toch zijn daarvan de paardenhouderij, schapenhouderij, melkveehouderij en de nertsenhouderij uitgezonderd. Er kan van de staldering alleen gebruik worden gemaakt binnen zes aangewezen stalderingsgebieden. Daarbij kan stalcapaciteit van de ene sector worden uitgewisseld voor nieuwe stalcapaciteit voor een andere sector.
Om de staldering in banen te leiden, is door de Provincie Noord-Brabant het Stalderingsloket ingesteld. Dit moet voor het verkrijgen van stalderingsbewijzen bij de aankoop en verkoop van stalderingsmeters worden betrokken. Inmiddels zijn er veehouders die stalderingsruimte hebben aangeboden bij het Stalderingsloket. Hen is per vierkante meter een vergoeding in het vooruitzicht gesteld. De voor de staldering gemelde stallen worden echter niet in alle gevallen gesloopt. In sommige situaties worden de stallen herbestemd in overeenstemming met artikel 26.1, lid 1, letter a. Verordening ruimte Noord-Brabant. Daarin is immers gesteld dat de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij gesaneerd dient te worden door sloop of door herbestemming. Daarbij moet het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk worden beëindigd.
In geval de staldering onderdeel is van een bedrijfsbeëindiging, ligt het voor de hand dat de stalderingsvergoeding bij het stakingsresultaat gevoegd moet worden. Uiteraard kunnen op dat stakingsresultaat ook de eventuele sloopkosten in mindering worden gebracht. Echter staldering hoeft zeker niet gepaard te gaan met een volledige bedrijfsbeëindiging. Het is voorstelbaar dat maar enkele bedrijfsgebouwen voor staldering aangemeld (kunnen) worden en dat het bedrijf verder wordt voortgezet. Voorstelbaar is dan dat deze gebouwen ook niet gesloopt worden maar dat daarvoor in samenwerking met de gemeente een andere bestemming wordt bewerkstelligd. Dan is het de vraag wat er fiscaal met de stalderingsvergoeding dient te gebeuren. Eveneens is het dan de vraag wat de bedrijfswaarde is van deze opstallen.
Vanuit fiscaal oogpunt lijkt het niet mogelijk om de stalderingsvergoeding als een soort van ‘schadevergoeding’ op te nemen in een herinvesteringsreserve. Vergoedingen die namelijk voortkomen uit een bedrijfsmiddel met een afschrijvingsduur van 10 jaar of meer, mogen alleen als herinvesteringsreserve worden behandeld als deze wordt besteed voor een bedrijfsmiddel met een bedrijfseconomisch zelfde functie. Gelet op doel en strekking van de staldering lijkt dit eigenlijk onmogelijk. Wellicht dat in zo’n situatie een deel van de stalderingsvergoeding per saldo buiten de belastingheffing blijft vanwege de kosten die verband houden met de procedure van de bestemmingswijziging. Ook valt niet uit te sluiten dat de bedrijfswaarde van een dergelijke stal lager wordt dan de boekwaarde. Deze waardevermindering zou dan wellicht ook (deels) tegen de stalderingsvergoeding kunnen worden weggestreept. Omdat veelal sprake is of zal zijn van een duurzame inkrimping van de bedrijfsvoering kunnen de stakingsfaciliteiten ook in zulk soort situaties een oplossing bieden. Kortom, er dient vooraf wel goed bedacht te worden hoe belastingheffing ineens bij staldering kan worden voorkomen.