Alleen is beter dan met slechte mensen samen, met goede mensen samen is beter dan alleen. (Friedrich Rückert 1788 -1866)

Ongewilde afkoop van partneralimentatie met fiscaal gevolg

In de Wet op de inkomstenbelasting 2001 is het uitgangspunt dat alimentatie (of een afkoopsom) leidt tot persoonsgebonden aftrek voor diegene die deze moet betalen. De verrekening van deze aftrekpost vindt in eerste instantie plaats in box 1, daarna in box 3 en tot slot in box 2. De aftrek van de afkoopsom van een alimentatieverplichting is in artikel 6.3 Wet op de inkomstenbelasting 2001 voorzien. De ‘tegenhanger’ hiervan wordt gevormd door de heffing van inkomstenbelasting over de partneralimentatie of de afkoopsom daarvan bij de gerechtigde daartoe.

Uit de fiscale rechtspraak blijkt dat zowel bij de formulering van echtscheidingsconvenanten, als ook daarna zich situaties kunnen voordoen die leiden tot afkoop van de alimentatie. In een aantal van die situaties heeft de belastinginspecteur een forse naheffingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd, die in beroep noch in hoger beroep werd teruggedraaid. Het is dus van toegevoegde waarde om bij de formulering van een echtscheidingsconvenant fiscaal advies in te winnen om dit te voorkomen.

Zo’n echtscheidingsconvenant dat leidde tot de heffing van inkomstenbelasting, bevatte een regeling met betrekking tot de echtelijke woning in combinatie met de hoogte van de partneralimentatie. Er was een partneralimentatie overeengekomen van € 1.915 totdat de echtelijke woning verkocht zou zijn. Deze bruto alimentatie per maand was gebaseerd op een definitieve draagkrachtberekening. Verder was overeengekomen dat bij verkoop van de echtelijke woning de volledige overwaarde zou toekomen aan de gerechtigde tot de partneralimentatie. Op grond van het huwelijksvermogensrecht kon eigenlijk deze ex-partner eigenlijk slechts aanspraak maken op 50% van die overwaarde. Bij beschikking van 8 november 2010 was de echtscheiding uitgesproken

De echtelijke woning werd een maand later verkocht en de volledige overwaarde (inclusief de overbedeling) werd door de alimentatiegerechtigde ontvangen. Vanaf de verkoopdatum werd vervolgens de alimentatie  verlaagd naar netto € 600. Uit deze aanpak bleek dat de hoogte van de alimentatie rechtstreeks afhankelijk was van de verkoop van de woning. Na de verkoop kreeg de alimentatiegerechtigde immers ook de beschikkingsmacht over de extra helft van de overwaarde van de woning, Dat was een overbedeling. De rechtbank oordeelde dat sprake was van een causaal verband tussen deze overbedeling enerzijds en de verlaging van de alimentatieverplichting anderzijds. Door de belastinginspecteur werd die overbedeling aangemerkt als een afkoop. Daarover werd derhalve inkomstenbelasting nageheven. Zowel in beroep als hoger beroep werd deze benadering van de inspecteur bevestigd.

In december 2018 heeft het Gerechtshof Den Haag zich uitgesproken in een andere kwestie met betrekking tot afkoop van partneralimentatie. De alimentatiegerechtigde had in 2009 haar recht op partneralimentatie prijsgegeven. Tegelijkertijd ontvingen haar kinderen van de ex-partner een schenking van € 350.000. Dit bedrag werd doorgeleend aan de alimentatiegerechtigde waarbij die de keus kreeg om de daarover jaarlijks verschuldigde rente te laten bijschrijven. De hoofdsom behoefde niet te worden afgelost. Economisch tastte deze aanpak het besteedbaar inkomen van de alimentatiegerechtigde niet aan. Vanwege dit resultaat en de strekking van de Wet Inkomstenbelasting 2001 om uitkeringen die dienen ter vervanging van periodieke uitkeringen in de belasting te betrekken, stelde het Gerechtshof Den Haag dat het niet aanvaardbaar was om dit prijsgeven van het alimentatierecht anders aan te merken dan een afkoop daarvan. Ook in deze situatie werd om die reden een substantieel bedrag inkomstenbelasting nageheven.

 

Bekijk alle artikelen van Huisvennen Advies B.V.

mr. Franc Beekmans

21-05-2019

Samenlevingsvormen & echtscheiding

De laatste blogs via de mail ontvangen? Schrijf u hieronder in.