De echte tevredenheid is iets actief zoals de landbouw. Het is de capaciteit alles uit een bepaalde situatie te halen wat er in zit. (Gilbert Keith Chesterton 1874 -1936)
Er zijn een heleboel wettelijke regelingen waarin de aanwezigheid van een onderneming of bedrijf doorslaggevende betekenis heeft. Dit geldt met name voor belastingwetten maar bijvoorbeeld ook voor het Besluit houders van dieren. Met name is het voor de dierenhouder die een leek is op fiscaal juridisch terrein onbegrijpelijk dat het ondernemingsbegrip verschillend uitgelegd wordt. Uit een recent arrest terzake omzetbelasting en dierenhouderij bleek dit weer.
Winstbelastingen en ondernemingsbegrip
Voor de winstbelastingen wordt al heel veel jaren uitgegaan van een vaste ondernemingsdefinitie. Voor de inkomstenbelasting is van een onderneming sprake als het gaat om een organisatie van kapitaal en arbeid waarmee wordt deelgenomen aan het economisch verkeer om een voordeel te behalen dat objectief bezien te verwachten is. De toets aan het realiteitsgehalte van de objectieve voordeelsverwachting heeft al diverse keren ertoe geleid dat een activiteit niet als onderneming beschouwd kon worden. In de situaties die in de rechtspraak aan de orde kwamen, ging het om activiteiten die structureel tot een verliessituatie leiden. Vaak lagen jaarlijks terugkerende hoge rentelasten of afschrijvingen aan de basis van het jaarlijkse verlies. Onder andere paardenhouders en schapenhouders die toch meenden bedrijfsmatig actief te zijn, konden de fiscale toets voor de winstbelastingen niet doorstaan. Het geleden verlies was daardoor niet aftrekbaar.
Omzetbelasting en onderneming
Op 7 februari 2020 heeft de Hoge Raad een ingesteld cassatieberoep ongegrond verklaard waarbij het ging om de weigering van de aftrek van omzetbelasting van een veewagen. De inspecteur had deze aftrek geweigerd in het kader van de toets aan het ondernemingsbegrip voor de omzetbelasting. Voor de omzetbelasting is er aanzienlijk sneller sprake van een onderneming dan voor de inkomstenbelasting. Zodra er sprake is van een economische activiteit waarmee in concurrentie wordt getreden, kan al sprake zijn van ondernemerschap voor de omzetbelasting. In deze kwestie was eerst Rechtbank Noord-Nederland en vervolgens Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot de vaststelling gekomen dat de onderhavige paardenhouderij geen economische activiteiten verrichtte. Het ging om drafpaarden waarvoor geen startgelden waren betaald. Evenmin waren er gedurende de periode waarom het ging, paarden verkocht. De belanghebbende kon niet aannemelijk maken dat er sprake was van economische activiteiten. Het gevolg was dat de berekende omzetbelasting niet in aftrek werd toegelaten.
Besluit houders van dieren
Het Besluit houders van dieren verplicht vanaf juni van dit jaar iedere dierenhouder die niet aannemelijk kan maken dat zijn activiteiten niet bedrijfsmatig zijn, een vakbekwaamheidsbewijs te hebben. Ten aanzien van dit specifieke besluit is er nog nauwelijks jurisprudentie. Slecht van één kwestie waarin deze toets aan de orde kwam, is de uitspraak gepubliceerd. Daarin stelde de rechter dat er geen sprake was van bedrijfsmatige activiteiten omdat de lasten de baten ver overschreden. Daarbij werd er onder andere gekeken naar de inkomens- en vermogensontwikkeling van de belanghebbende. Ten aanzien van dit besluit zijn er zogenaamde indicaties gepubliceerd waarvan het bedrijfsmatig handelen afgeleid zou kunnen worden. Echter daaraan ging de rechter in die zaak voorbij. Het behalen van voordeel was voor deze rechter doorslaggevend. Ook voor het Besluit houders van dieren geldt blijkbaar dat als er objectief bezien geen structureel voordeel te verwachten is, er geen sprake is van bedrijfsmatigheid. Geen bedrijfsmatigheid betekent geen verplichting tot een vakbekwaamheidsbewijs. Alleen van een professional wordt vakbekwaamheid verlangd. Wellicht dat nieuwe jurisprudentie hierover nog een verhelderend licht laat schijnen.