Laten we nooit onderhandelen omdat we bang zijn. Maar laten we nooit bang zijn om te onderhandelen. (John F. Kennedy 1917 -1963)
In de kwestie met betrekking tot de stikstofdepositie speelt natuurschoon een cruciale rol. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn die Natura 2000-gebieden vermeld met tenminste een stikstofgevoelige habitat die met stikstof overbelast wordt. Dit speelt in 118 Natura 2000-gebieden. Nu ga ik mij als leek zeker niet mengen in de discussie met betrekking tot de stikstofdepositie. Ik weet wel als bovengemiddelde natuurliefhebber dat de aanwezigheid van de mens in de nabijheid van natuur altijd leidt tot verstoring. Naarmate onze populatiedichtheid stijgt, neemt deze verstoring toe. Als de mens in grote aantallen langdurig aanwezig is, ontwikkelen terreinen die als natuurgebied worden bestempeld uiteindelijk tot een soort van plantentuinen en dierentuinen zonder omheining. Het worden toevluchtsoorden voor de oorspronkelijke flora en fauna. Naarmate daarvan de biodiversiteit toeneemt, wordt dit als hoogwaardiger ecosysteem aangemerkt dat beschermd moet worden. Dit gegeven leidt uiteindelijk tot een kunstmatige situatie. Ecologen in samenwerking met terreinbeheerders maken namelijk uit welk ecologisch systeem in zo’n gebied in stand wordt gehouden. Zodoende worden cultuurlandschappen zoals de Nederlandse heidevelden en zandverstuivingen met een specifieke inheemse flora en fauna in stand gehouden. Op die manier is ook de nieuwe natuur van bijvoorbeeld de Oostvaardersplassen aan te merken als een soort van ‘ecoboerderij’. Dit bleek te meer toen afgedwongen werd dat er in dit omrasterde ‘ecosysteem’ vanwege het dierenwelzijn ingegrepen moest worden. Tot groot verdriet van natuurminnende veganisten werden de Oostvaardersplassen een productielocatie van hertenbiefstukken. Hiermee is op een wel zeer extreme manier aangetoond dat de natuur in Nederland voortdurend op allerlei manieren dienend moet zijn aan haar bevolking.
Dat uitgangspunt zou dus zeker voor de natuurbeschermende organisaties en de overheid omstreden moeten zijn. Echter niks lijkt minder waar. Al deze instanties lijken juist de ‘natuur’ voor zoveel mogelijk mensen te willen ontsluiten. In bijna ieder nationaal park zijn ruiterpaden, mountainbikeroutes, trimbanen, gemarkeerde wandelroutes, parkeerplaatsen, picknickweides, hondenuitlaatzones, vogelaarshutten, uitkijktorens etc. voorzien. In (te) veel Natura-2000 gebieden wordt op die wijze natuur voor vermaak als dienst aangeboden. Daarmee lijken de landschapsstichtingen en natuurbeschermingsorganisaties zieltjes te willen winnen die als donateur respectievelijk lid geld in het laadje brengen.
Eigenlijk zouden die organisaties het tegenovergestelde moeten doen en alle paden en voorzieningen moeten opruimen. De mens moet immers uit de ‘echte natuur’ worden geweerd. Alleen dan ontstaan er rustgebieden waar inheemse planten en dieren hun gang kunnen gaan. Immers de nabijheid van de mens is de verstorende factor. Zeker is dat de overheid en de ‘natuurbeschermers’ een dergelijke aanpak van natuurgebieden van de hand wijzen want dat levert niks op.
Ook fiscaal blijkt dat de overheid stuurt op de toegankelijkheid van natuurschoon. Hoewel de overheid stelt dat met de wijziging van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet (NSW)1928 per 1 januari 2021 de natuur wordt versterkt, wordt de openstelling van NSW-landgoederen nog steeds gestimuleerd! Als het natuurschoon voorzien is van voor wandelaars gedurende het gehele jaar van zonsopkomst tot -ondergang vrij toegankelijke paden, krijgt men extra fiscale voordelen. De paden moeten nota bene gelijkmatig over het landgoed verdeeld zijn en voldoen aan allerlei eisen. Dit is geen ‘Leve de natuur’ , maar ‘Leve het fiscaal voordeel’. Het fiscale voordeel van openstelling is namelijk dat bij schenking of vererving van een NSW-landgoed er geen schenk- of erfbelasting verschuldigd is. Een beetje NSW-landgoed kost aardig wat en dus is dit belastingvoordeel navenant. Wellicht moet er hier en daar een heroverweging plaatsvinden?