Samenkomen is een begin; bij elkaar blijven is vooruitgang; samen te werken is succes. (Henry Ford 1863 - 1947)
Soms worden ik en mijn collega’s geconfronteerd met mensen die met een uurtje googelen, menen dezelfde kennis verworven te hebben waarvoor wij vier jaar aan de universiteit hebben gestudeerd. Regelmatig zijn daarvan dan maatschappen een voorbeeld. Die heeft men dan juridisch vorm gegeven met een of ander uitgeklede modelovereenkomst die is gedownload. Vaak gaat dat goed zolang er zich maar geen incidenten voordoen. Bijvoorbeeld bij grote investeringen, de toedeling van verliezen of in geval van precaire situaties biedt menige gegoogelde modelovereenkomst geen uitkomst. Omdat in dergelijke situaties de onderlinge verhoudingen tegengesteld kunnen worden en om die reden verscherpen, is het dan des te moeilijker om tot een oplossing te komen. De benadering dat een goed begin het halve werk zou zijn geweest, is dan een dooddoener achteraf. Toch moet iedereen die een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap tot stand wil brengen, zich dat aan het begin van de rit wel bedenken. Het opstellen van dergelijke overeenkomsten is niet iets voor amateurs maar vraagt de inbreng van ervaren vakmensen.
Een situatie waarbij een (te) eenvoudig model van een maatschapsovereenkomst opbrak, kwam voort uit wangedrag van een mede-maat. Deze mede-maat had een buitenechtelijke relatie gehad met een medewerkster. Door deze medewerkster werd haar beklag gedaan bij de andere maten over het feit dat haar ex seksueel grensoverschrijdend gedrag had vertoond. Zij wilde niet meer met hem samenwerken en vroeg aan de andere maten maatregelen te nemen tegen deze mede-maat. Betrokken mede-maat droeg echter substantieel bij aan de omzet. Deze mede-maat had nota bene een behoorlijk belang in het kapitaal van de maatschap, die twee jaar eerder fors geïnvesteerd had in een eigen nieuwbouwpand. De overige maten waren in een tornado van belangenafwegingen terecht gekomen, maar hun conclusie was dat hun mede-maat het veld moest ruimen. Echter hun grote vragen waren of de maatschapsovereenkomst daarvoor aanknopingspunten bood en hoe zij dit moesten aanpakken. Zonder verder in te gaan op deze concrete situatie, kan ik melden dat de gedownloade maatschapsovereenkomst hoe dan ook tekort schoot. Dat neemt niet weg dat met enige begeleiding tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing gekomen is. Dit vroeg echter (te) veel tijd en onderhandeling.
Gelet op de actuele ontwikkelingen van de laatste twee jaren is er niets op tegen om in alle overeenkomsten die bedoeld zijn om een professionele samenwerking te regelen een ‘me too-clausule’ op te nemen als één van de gronden om de overeenkomst op te zeggen. Hierbij past ook een clausule dat het een maat of vennoot niet is toegestaan om een affectieve relatie te onderhouden met een medewerker of mede-maat of ‘“vennoot. Dergelijke situaties verstoren immers de relatie werkgever/werknemer(s), leiden tot onrust op de werkvloer en/of brengen de besluitvorming in onbalans. De sanctie kan zijn dat de maat of vennoot die dergelijke regels overtreedt in beginsel het veld moet ruimen en tenminste opdraait voor de eventuele financiële schade. Zo’n schijnbaar harde clausule blijkt begrijpelijker als men aandacht heeft voor het persoonlijke leed en de eventuele reputatieschade voor de firma in geval men geen passende harde aanpak zou kiezen.