Samenkomen is een begin; bij elkaar blijven is vooruitgang; samen te werken is succes. (Henry Ford 1863 - 1947)

Geen maatschapsovereenkomst voor vastgoedbelegging

Het aantal maatschappen is van circa 19.500 in 2010 gestegen tot boven de 35.000 in 2016. Daaruit blijkt dat de maatschap een geliefde rechtsfiguur is om in samenwerking een onderneming te drijven. In het Burgerlijk Wetboek staat ten aanzien van de maatschap in artikel 7A:1655 dat dit een overeenkomst is. Het is een duurovereenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen. Volgens de actuele wettekst moet deze inbreng plaatsvinden met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkander te delen.

Nu zouden juristen, geen goede juristen zijn als ze niet voortdurend kritisch naar een dergelijk artikel zouden kijken. Dat heeft onder andere te maken met maatschappelijke ontwikkelingen en de manier waarop met de maatschap wordt omgegaan. Om die reden heeft een commissie van zeer deskundige juristen in het Rapport Modernisering Personenvennootschapen in 2016 voorgesteld de definitie van maatschap in de wet aan te passen. In het rapport staat voor de maatschap in het eerste artikel: ‘de overeenkomst tot samenwerking die is gericht op de uitoefening van een beroep of bedrijf met inbreng door ieder van de vennoten en met het oogmerk voordeel te behalen en dit met elkaar te delen.‘ Deze tekst dekt de lading van de maatschap veel beter. Ten aanzien van dit voorstel heeft de Minister van Veiligheid en Justitie in zijn brief aan de Tweede Kamer geschreven dat hij voornemens is om te werken aan een voorontwerp van een wettelijke regeling. Vroeg of laat zal dus de wettelijke definitie van de maatschap waarschijnlijk aangescherpt worden. In de praktijk zal daar rekening mee gehouden moeten worden.

In de praktijk komt het regelmatig voor dat onroerende zaken in gemeenschappelijke eigendom als belegging toebehoren aan meerdere personen. Een belegging overstijgt het normale vermogensbeheer niet zoals dit is bedoeld voor de vermogensrendementsheffing in de Wet op de inkomstenbelasting 2001. Voor het beheer van zo’n vastgoedbelegging wordt vaak een maatschap tussen de mede-eigenaren tot stand gebracht. Daarmee zou de suggestie gewekt kunnen worden dat de exploitatie van het beleggingsvastgoed toch bedrijfsmatig bedoeld is. Met name in geval van een wat actiever beheer waarmee hogere resultaten dan gemiddeld worden behaald, zou dit de wijzer in de richting van bedrijfsmatigheid kunnen doen uitslaan. Dat zou wellicht heffing van inkomstenbelasting tegen progressief tarief tot gevolg kunnen hebben.

Om dit laatste te voorkomen, past het beter voor situaties waarin onroerende zaken aan meerdere eigenaren toebehoren en die als belegging worden aangehouden, om het beheer daarvan te regelen in een overeenkomst van gemeenschappelijke eigendom. Die overeenkomst vertrekt eigenlijk vanuit het beginsel dat iedere deelgenoot bevoegd is om over zijn aandeel in de gemeenschappelijk zaak te beschikken. Deze overeenkomst kan echter deze vrije beschikking beperken en ook regelingen stellen ten aanzien van het beheer en onderhoud. Daardoor zijn de deelgenoten dan niet meer bevoegd om over hun aandeel te beschikken zonder toestemming van de andere deelgenoten en is er duidelijkheid tussen hen over de verdeling van kosten en opbrengsten vanwege het onderhoud en beheer. Een dergelijke overeenkomst is aanzienlijk beter passend dan de maatschapsovereenkomst voor vastgoedbeheer.

Bekijk alle artikelen van Huisvennen Advies B.V.

mr. Franc Beekmans

01-01-2019

Maatschap, vof- & bv-structuren

De laatste blogs via de mail ontvangen? Schrijf u hieronder in.