Samenkomen is een begin; bij elkaar blijven is vooruitgang; samen te werken is succes. (Henry Ford 1863 - 1947)
Lenen van de eigen besloten vennootschap
Het komt veel voor dat een zogenaamde aanmerkelijk belanghouder van de eigen besloten vennootschap(bv) geld leent. Het gaat vaak om per saldo kleine bedragen die voortdurend worden verrekend met de eigen bv. Hiervoor geldt een praktische regeling. Bij bedragen tot € 17.500,- hoeft geen rente te worden berekend als het gaat om een rekening-courant. Dan mag het hele jaar er nooit meer dan € 17.500,- op deze rekening-courant staan. Zodra het saldo van de rekening-courant gedurende het jaar deze € 17.500,- overschrijdt, moet er over het hele bedrag rente worden berekend.
Veel aanmerkelijk belanghouders hebben de gewoonte om van de eigen bv te lenen voor de financiering van de eigen woning. Dergelijke leningen werden met de regelmaat van de klok vastgelegd in een onderhandse overeenkomst. Om kosten van de notaris te besparen, werd daarin een zogenaamde positieve/negatieve hypotheekverklaring opgenomen. Daarbij speelde een doorslaggevende rol dat de aanmerkelijk belanghouder meestal ook het bestuur van de eigen bv uitmaakt. Dezelfde natuurlijke persoon is dan naast aandeelhouder, de bestuurder maar ook de schuldenaar. Indien deze laatste drie in zo’n situatie een hoogoplopend conflict zouden krijgen, is sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Dit soort leningen is ‘gezekerd’ door de onroerende zaak waarvoor de lening is aangewend.
Er is door bv’s ook een heel breed pallet andere leningen aan aanmerkelijk belanghouders of hun naasten verstrekt. Dan gaat het onder andere om leningen aan de aanmerkelijk belanghouder om als natuurlijke persoon ondernemingsactiviteiten op te starten. Aanmerkelijk belanghouders hebben ook mede vanwege de lage rente met dergelijke leningen in privé bedrijfspanden aangeschaft die aan de eigen bv ter beschikking worden gesteld. Eveneens zijn er leningen verstrekt aan eigen kinderen om hen in coronatijd te steunen zodat zij met een eigen onderneming het hoofd boven water kunnen houden. Ook geldleningen in het kader van de bedrijfsopvolging in de familiesfeer komen regelmatig voor. Het gaat altijd om civielrechtelijke schuldverhoudingen of verplichtingen van de aanmerkelijk belanghouder of van een daarmee verbonden persoon maar wel die eigenlijk altijd leiden tot de inkomstenbelasting in box 1.
Er is ook nog een restcategorie van leningen van de bv die bij de aanmerkelijk belanghouder als zuivere box 3 schulden aangemerkt kunnen worden. Dan gaat het om door de eigen besloten vennootschap verstrekte geldleningen ten behoeve van investeringen in beleggingsvastgoed of andere beleggingen, tweede woningen maar ook voor de financiering van consumptieve bestedingen.
Het wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap
Het op 17 juni 2020 door Staatssecretaris Vijlbrief ingediende wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap was al eerder aangekondigd bij het Belastingplan 2019. Heel bondig samengevat komt dit wetsvoorstel zoals het nu voorligt, erop neer dat het meerdere boven € 500.000,- van de optelsom van alle bedragen die als civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen kunnen worden aangemerkt, eenmalig als een fictieve uitdeling aan de aanmerkelijk belanghouder zal worden aangemerkt. Het gevolg hiervan is dat over de som van deze leningen boven € 500.000,- eenmalig het aanmerkelijk belangtarief (box 2) van 26,9% is verschuldigd. Uitgezonderd zijn de geldleningen die door de eigen besloten vennootschap zijn verstrekt voor de aankoop van de eigen woning door de aanmerkelijk belanghouder of door de daaraan verbonden personen, zoals eigen kinderen. De invoering van dit wetsvoorstel is opgeschort naar 2023 om aanmerkelijkbelanghouders het mogelijk te maken aan deze fiscale claim te kunnen gaan voldoen of om andere oplossingen te bedenken. Uiteraard zijn er dergelijke oplossingen.
Een beetje’¦’¦’¦’¦’¦’¦..
Er is aangekondigd om eventuele constructies waarmee dit wetsvoorstel wordt omzeild, aan te pakken. Met name is hierbij gedoeld op de indirecte civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen waarmee dan per saldo weer meer dan € 500.000,- wordt geleend. Dat neemt niet weg dat zeker bij de huidige economische omstandigheden vooral weldenkende Tweede en Eerste Kamerleden zich moeten gaan afvragen of dit wetsvoorstel niet een beetje’¦’¦’¦..’¦’¦. is. Het is maar een vraag. Dit wetsvoorstel dwingt immers tot vraagtekens ten aanzien van die geldleningen die zijn verstrekt in het kader van andere inkomenscategorieën die in box 1 worden belast. Dan gaat het om de eenmanszaak van de aanmerkelijk belanghouder, om die van zijn kind(eren) maar ook om alle investeringen die leiden tot een resultaat uit overige werkzaamheden. Het ter beschikking gestelde bedrijfspand is daarvan niet uitgezonderd. Daarbij zijn veel van deze geldleningen ‘gezekerd’ omdat ze zijn gebruikt voor de investering in onroerend goed. Zodra deze € 500.000,- overschreden wordt, zal het meerdere in de heffing van box 2 tegen die 26,9% worden betrokken.
Uiteraard hebben veel aanmerkelijk belanghouders als gevolg van de coronacrisis momenteel wat anders aan hun hoofd dan het oplossen van het vraagstuk dat volgt uit dit wetsvoorstel en dat per 2023 gaat spelen. Verschillende oplossingen zijn denkbaar en sommige zullen nu wellicht als arbitrair beschouwd worden. De beste oplossing is dat de Haagse politiek dit wetsvoorstel nog eens echt probeert te doorgronden. Niet alleen doordachte aanpassingen zijn een oplossing om de overkill aan te pakken, maar ook de prullenbak. Dit wetsvoorstel zal velen zorgen geven want het is echt een beetje’¦’¦’¦’¦