Laten we nooit onderhandelen omdat we bang zijn. Maar laten we nooit bang zijn om te onderhandelen. (John F. Kennedy 1917 -1963)
Heel veel gemeentes zetten in op duurzaamheid. Dit krijgt na het recente hitterecord veel bijval want er dient iets te gebeuren aan de CO2-uitstoot. Productie van duurzame energie vormt een wezenlijke bijdrage en krijgt daardoor in veel gemeentes aandacht. Slimme energieproducenten en investeringsmaatschappijen spelen daarop in met plannen voor zonneparken. Als alternatief rendement op vastgoed proberen ze lokale bestuurders daarvoor ‘warm’ te krijgen. Echter zowel vanuit het lokale belang als vanuit fiscaal oogpunt moeten daarbij vragen worden gesteld. Schiet de lokale economie en de lokale duurzaamheid daar wel iets mee op?
Wat betreft het lokale belang dient afgewogen te worden of op lokaal niveau zonneparken wat opleveren. Veelal verdwijnt de geproduceerde groene energie in het elektriciteitsnetwerk, wordt deze niet op lokaal niveau benut en komt het financieel gewin anderen toe. Daarbij is in veel gemeentes het netwerk niet berekend op een (te) grote productie van groene stroom. Overbelasting van het elektriciteitsnet heeft er al toe geleid dat kleine lokale producenten met zonnepanelen op het dak van hun bedrijfsgebouwen hun groene stroom niet mochten terugleveren. Lokale bestuurders moeten zich de vraag stellen of zij niet beter met lokale marktpartijen zoals woningstichting(en) en plaatselijke ondernemers duurzame stroom willen produceren. Die groene stroom komt wel de plaatselijke producenten en de lokale gemeenschap ten goede.
Een ander belangrijk aspect is het beslag op de open, veelal groene ruimte dat met zonneparken wordt gelegd. Net zoals met woningbouw waarbij ‘inbreiding’ in de bebouwde kom voorrang geniet, zou ook voor energieproductie inbreiding voor de hand liggend zijn. Dus eerst stroom gaan produceren op daken van bedrijfsgebouwen en woningen. Sommige energieproducenten hebben daartoe in combinatie met asbestsanering mooie plannen ontwikkeld om duurzame energie te produceren. Lokaal spaar je dan de open groene ruimte in het voordeel van klimaatadaptatie.
Vanuit fiscaal oogpunt zijn er voor ondernemers die willen investeren in zonnepanelen een paar (fiscale) tegemoetkomingen. Uiteraard dient de investering in zonnepanelen wel te voldoen aan de daarbij gestelde eisen. Als daaraan wordt voldaan, kan gebruik worden gemaakt van de kleinschaligheidsaftrek (KIA), Energie-investeringsaftrek (EIA) en/of de SDE+-subsidie. Die kunnen investeringen in zonnepanelen lucratief maken. Als dergelijke investeringen met een lokale energiecoöperatie worden opgepakt waaraan de lokale overheid bijdraagt, kan worden bereikt dat de groene stroom in het eigen huishouden, het eigen bedrijf of de eigen wijk benut wordt.
Fiscaal kan een zonnepark in het buitengebied overigens ook tot een nadeel leiden. De aanleg van een zonnepark op tot dan toe agrarisch gebruikt perceel zet gewoonlijk een streep door de landbouwvrijstelling. De landbouwvrijstelling geldt immers alleen voor percelen die in gebruik zijn voor professionele agrarische productie. Deze vrijstelling geldt voor de positieve of negatieve waardeveranderingen van landbouwgronden die niet zijn ontstaan door de bedrijfsvoering of door bestemmingswijziging. Om de landbouwvrijstelling binnen bereik te houden, worden allerlei slimme oplossingen bedacht. Het hoog plaatsen van de zonnepanelen zodat daaronder toch landbouwactiviteiten kunnen plaatsvinden, is er zo een. Over het aanzicht van een (dergelijk hoog) zonnepark lopen smaken en meningen uiteen en dat vanwege de landbouwvrijstelling.
Slimme gemeentes komen ten aanzien van zonneparken in het buitengebied tot een heroverweging. Zij onderzoeken de mogelijkheden van energie-inbreiding in overleg met lokale ondernemers en woningcoöperaties en ‘“stichtingen. Zowel de duurzaam geproduceerde stroom en een handvol fiscale voordelen komen dan wel lokaal ten goede.