Alleen is beter dan met slechte mensen samen, met goede mensen samen is beter dan alleen. (Friedrich Rückert 1788 -1866)
Gemeenschap van goederen en de wetswijziging op 1 januari 2018
Tot 1 januari 2018 was het zo dat indien er een huwelijk of geregistreerd partnerschap op basis van het wettelijke stelsel werd aangegaan, het vermogen van beide echtgenoten respectievelijk partners gemeenschappelijk werd. Als men zo’n algehele gemeenschap wilde voorkomen, moesten er ten aanzien van het huwelijk of partnerschap voorwaarden worden overeengekomen. Dit was de gangbare praktijk.
Sinds 1 januari 2018 geldt dat als je een huwelijk of geregistreerd partnerschap aangaat er een beperkte gemeenschap van goederen ontstaat)Het vermogen dat door ieder van de (huwelijks-)partners vóór het huwelijk of het geregistreerde partnerschap werd opgebouwd, blijft gescheiden van het gemeenschappelijke vermogen. Gemeenschappelijk vermogen ontstaat tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap of bestaat uit vermogen waarvan de (huwelijks-)partners samen al de eigendom hadden. Dit sinds 1 januari 2018 geldende wettelijke systeem heeft tot gevolg dat echtparen en geregistreerde partners die sindsdien volgens dat systeem zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap aangingen, te maken hebben met drie vermogens. Iedere (huwelijks-)partner heeft een eigen vermogen naast het gemeenschappelijke vermogen. Ieders privévermogen kan tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap van samenstelling veranderen. Onder andere schenkingen en erfrechtelijke verkrijgingen behoren volgens de wet automatisch tot het privévermogen van de verkrijgende echtgenoot/partner.
Aandelen van de eigen bv als eigen vermogen en de erfbelasting
In situaties waarbij een onderneming of een eigen bv tot het vermogen van de een behoorde, kwam het vaak voor dat door middel van huwelijksvoorwaarden of partnerschapsvoorwaarden deze buiten de gemeenschap gehouden werd. Daarmee werd beoogd de onderneming of de aandelen van de bv buiten de verdeling te houden in geval van echtscheiding. Met de aanpassing per 1 januari 2018 leek dit al in de wet voorzien te zijn voor ondernemingsvermogen en aandelen van de eigen bv die al in eigendom waren voor het aangaan van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap. Zodoende ontstond wel het idee dat het maken van voorwaarden voor een huwelijk of geregistreerd partnerschap verleden tijd was. Echter het niet aanmerken als gemeenschappelijk vermogen zit een nadeel in verband met de erfbelasting.
Het wettelijke stelsel van na 1 januari 2018 kan nadelig uitpakken in geval de onderneming of de eigen bv van een van de echtgenoten/partners een waarde krijgt die hoger is dan de hoge vrijstelling van de erfbelasting voor de langstlevende echtgenoot of partner (in 2023 is deze € 723.526,-). Zoals vanouds is dit op te lossen door dan toch voorwaarden aan te gaan bij het huwelijk/geregistreerd partnerschap en daarin een finaal verrekenbeding op te nemen. In zo’n voorwaarde staat dat alleen als het huwelijk of geregistreerd partnerschap eindigt als gevolg van overlijden, de juridisch eigen vermogens van beiden moeten worden benaderd als ware deze gemeenschappelijk vermogen. Het finaal verrekenbeding heeft dan tot gevolg dat bij een overlijden de langstlevende eerst vanwege de geldende voorwaarden zonder erfbelasting de helft van het gezamenlijke vermogen krijgt. Als de langstlevende dan ook nog uit de nalatenschap net zoveel verkrijgt als er vrijgesteld kan zijn volgens de hoge vrijstelling van de erfbelasting kan er bij het overlijden van de eerste van de echtgenoten/partners erfbelasting worden bespaard. Een niet onbelangrijke bijkomstigheid van een dergelijk finaal verrekenbeding is dat in geval van echtscheiding de onderneming of de aandelen van de bv daarin niet betrokken worden.
Box 2-heffing per 1 januari 2024 bij overlijden
Vanaf 1 januari 2024 zal de box-2-belasting ofwel de aanmerkelijkbelangheffing berekend worden aan de hand van twee tariefschijven. Winst uit aanmerkelijk belang en dividend tot € 67.000,- wordt belast tegen een tarief van 24,5% inkomstenbelasting. Het deel van de winst of het dividend boven € 67.000,- wordt belast tegen 31%.
In geval van overlijden van de aandeelhouder die een aanmerkelijk belang heeft, wordt dat voor de heffing van de inkomstenbelasting aangemerkt als een zogenaamde fictieve vervreemding. In beginsel moet dan in de aangifte van de overleden aandeelhouder het verschil tussen de verkrijgprijs van de aandelen en de werkelijke waarde daarvan als winst in box 2 worden aangegeven. Na 1 januari 2024 moet aan de hand van de hiervoor genoemde tariefschijven en percentages daarover dan de inkomstenbelasting worden berekend.
Als de bv waarvan de aandelen in de nalatenschap vallen, op het moment van overlijden nog een echte onderneming drijft, kunnen de erfgenamen een gezamenlijk verzoek bij de Belastingdienst doen om de berekende aanmerkelijk belangheffing uit te stellen. De belastingclaim wordt dan zogenaamd doorgeschoven. Als er geen onderneming meer wordt gedreven door de bv kan er geen gebruik worden gemaakt van deze doorschuifregeling. Overigens biedt ook het finaal verrekenbeding hiervoor geen oplossing. Om een dergelijke belastingdruk die ineens optreedt te halveren, biedt artikel 4.17 van de Wet op de inkomstenbelasting een mogelijkheid. Echter dan moeten de aandelen die het aanmerkelijke belang vormen wel gaan behoren tot een (beperkte) huwelijksgemeenschap. Dit verlangt dus aangepaste huwelijksvoorwaarden. Overigens stelde de Hoge Raad in 1963 al:
dat indien een man, bezitter van aandelen, welke een aanmerkelijk belang vertegenwoordigen, zonder huwelijksvoorwaarden te hebben gemaakt in het huwelijk treedt, de wet tussen man en vrouw algehele gemeenschap van goederen doet ontstaan, hetgeen ten gevolge heeft dat ’s mans aandelen gezamenlijke eigendom van man en vrouw worden en dat het aan de aandelen verbonden aanmerkelijk belang voortaan zowel de vrouw als den man aangaat;
In artikel 4.17 staat dat de overgang krachtens huwelijksvermogensrecht alsmede de verdeling van een huwelijksgemeenschap binnen twee jaren na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap anders dan door overlijden niet als vervreemding wordt aangemerkt, mits de verkrijger binnenlands belastingplichtige is en de verkregen aandelen of winstbewijzen geen deel uitmaken van het vermogen van een voor zijn rekening gedreven onderneming en niet tot het resultaat uit een werkzaamheid van de belastingplichtige behoren.
Door dus de huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden aan te passen nadat de bv het bedrijf heeft gestaakt, kan de inkomstenbelastingdruk bij het eerste overlijden omlaag worden gebracht. Terzijde moet worden gemeld dat dit niks afdoet aan de grote vrijstelling van de erfbelasting voor de langstlevende. Die staat hier geheel los van. De bv-aandelen in een (beperkte) huwelijksgemeenschap zijn dan wél gezamenlijk bezit geworden. In een onverhoopte situatie betekent dit dat de huwelijksgemeenschap gedeeld moet worden in geval er alsnog een echtscheiding aan de orde komt. Het is dus een kwestie van afwegen van gevoel tegen euro’s!
mr. Franc Beekmans
09-03-2023
Samenlevingsvormen & echtscheiding Schenking & erfenis Maatschap, vof- & bv-structuren