De echte tevredenheid is iets actief zoals de landbouw. Het is de capaciteit alles uit een bepaalde situatie te halen wat er in zit. (Gilbert Keith Chesterton 1874 -1936)
In het Belastingplan 2019 werd aangekondigd dat de inkomstenbelastingtarieven gaan dalen. Ook in het verleden zijn de inkomstenbelastingtarieven omlaag gebracht. Dergelijke aanpassingen gingen meestal hand in hand met het wegstrepen van fiscale faciliteiten. Zodoende werd een belastingverlaging deels gefinancierd en kregen belastingplichtigen een sigaar uit eigen doos. Bij het Belastingplan 2019 zijn voor de komende jaren ten aanzien van de inkomstenbelasting in fases tariefsverlagingen aangekondigd. Dit is niet ten koste gegaan van de landbouwvrijstelling want die blijft (vooralsnog) gehandhaafd. Een deel van deze tariefsverlaging wordt gecompenseerd door de verhoging van de inkomstenbelasting van box 2, de zogenaamde aanmerkelijk belangheffing.
Over de landbouwvrijstelling was de laatste jaren het nodige te doen. De indruk werd namelijk gewekt dat deze wel zou gaan verdwijnen. Deze vrijstelling van artikel 3.12 Wet op de inkomstenbelasting 2001 houdt ruwweg in dat tot de winst uit landbouwbedrijf niet de voordelen behoren, die voortkomen uit de waardeveranderingen van de door dat bedrijf gebruikte gronden. De vrijstelling geldt voor weiland, cultuurgronden en voor de ondergrond van de bedrijfsgebouwen. De landbouwvrijstelling geldt voor zover deze waardeverandering is toe te rekenen aan de ontwikkeling van de waarde in het economische verkeer bij voortzetting van een landbouwbedrijf, en niet is ontstaan in de uitoefening van het bedrijf. Dit laatste betekent dat voor waardeveranderingen onder andere als gevolg van bestemmingswijziging of van technische verbeteringen van de grond de landbouwvrijstelling niet geldt. Zowel landbouwers als hun adviseurs moeten daarop voortdurend bedacht zijn en daarop inspelen als dat mogelijk is.
Toen gesuggereerd werd dat de landbouwvrijstelling zou gaan verdwijnen, werd veelvuldig geadviseerd om de boekwaarde van de landbouwgrond te verhogen naar de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming(wevab).Een dergelijke wijziging van waarderingsmethode is echter in strijd met een vaste gedragslijn, die iedere ondernemer op basis van goed koopmansgebruik moet volgen. Procedures bij de belastingrechter waren het gevolg van deze adviezen en aanpak. De slotsom van deze rechtspraak was dat een verhoging van de boekwaarde naar een hoger niveau alleen is toegelaten in geval er zich een bijzondere omstandigheid voordoet. Al vele jaren gold dit criterium voor wijzigingen van waarderingsstelsel in het kader van het goed koopmansgebruik.
Onder andere vanwege deze rechtspraak is in sommige situaties geadviseerd om landbouwbedrijven over te dragen aan daarvoor opgerichte besloten vennootschappen. Uiteraard werd daarbij erop gelet dat de waarde van de (onder-)grond kon worden verhoogd naar de actuele wevab. Het daaruit voortkomende voordeel kon dan immers vanwege de landbouwvrijstelling belastingvrij worden gemaakt. Het gevolg hiervan was echter ook dat de waardeontwikkelingen boven deze wevab weliswaar nog onder de landbouwvrijstelling vallen, maar dat daarover uiteindelijk wel aanmerkelijkbelangheffing verschuldigd is. Het lijkt namelijk alleszins redelijk te verwachten dat de aandeelhouder van de besloten vennootschap deze meerwaarde uitgekeerd wil zien door de besloten vennootschap of als winst op de aandelen wil incasseren. Met ingang van 2021 is daarover dan 26,9% inkomstenbelasting verschuldigd. Kortom door landbouwgrond aan een bv over te dragen, wordt 26,9% van een belastingvoordeel weggegeven! Dat is een beetje dom met de wetenschap dat er ook op andere manieren een bijzondere omstandigheid in de hand kan worden gewerkt.