Besloten vennootschappen zijn echt interessant in zicht van (minnelijke) onteigening
Met het aannemen van het Belastingplan 2019 door de Tweede Kamer lijkt de daarin voorgestelde verlaging van de vennootschapsbelasting de komende jaren een voldongen feit. Dit is mooi voor met name winsten waarvan verondersteld wordt dat die in de komende jaren wellicht gerealiseerd kunnen gaan worden. Het tarief van de vennootschapsbelasting wordt immers stapsgewijs verlaagd:
Deel van de winst 2019 2020 2021 2022
Tot en met € 200.000 20% 19% 16,5% 15%
Vanaf € 200.000 25% 25% 22,5% 20,5%
De verlaging van de vennootschapsbelasting is gekoppeld aan de stijging van de dividendbelasting. Deze is in 2019 nog 25% en stijgt stapsgewijs in 2020 naar 26,25% en wordt in 2021 26,90%. Voor onder andere besloten vennootschappen die dus nog mogelijke winsten in het vooruitzicht hebben, gloort er een voordeel. Een zelfstandige agrarische ondernemer die verwacht dat een aanzienlijk deel van zijn bedrijf (minnelijke) onteigend wordt of wordt verkocht met een aanzienlijke meerwinst, dient te overwegen om de bedrijfsvoering aan een besloten vennootschap over te dragen. Weliswaar dalen de komende jaren ook de tarieven van de inkomstenbelasting, maar dan nog kan bij zulke toekomstige ontwikkelingen een besloten vennootschap fors fiscaal voordeel geven. De kans daarop is namelijk aanwezig, maar kan alleen duidelijk bepaald worden met secuur rekenwerk.
In dit soort situaties speelt het verschil tussen drie waardes een belangrijke rol. Die waardes moeten met elkaar vergeleken worden. Een belangrijke vergelijking die gemaakt moet worden, is die tussen de boekwaarde van het volledige bedrijf of wellicht de percelen die voor (minnelijke) onteigening in aanmerking komen en de actuele waarde in het economisch verkeer daarvan. Dat verschil bepaalt voor een belangrijk deel de wijze van overdracht van de bedrijfsvoering aan de eigen besloten vennootschap. Hierbij spelen de toepasselijkheid van de landbouwvrijstelling en het verschil tussen waarde economisch verkeer en waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming een belangrijke rol. Ook moet rekening worden gehouden met eerder opgebouwde lijfrentevoorzieningen en misschien specifieke kortingsregelingen die bij de overdracht van productierechten gelden. Dergelijke, maar ook andere aspecten zijn belangrijk bij de bepaling wat, of en hoe aan een eigen bv-structuur overgedragen kan worden.
Overdracht met belastingfaciliteiten aan een besloten vennootschap verplicht tot voortzetting van het bedrijf van tenminste 3 jaar. Ervaring leert dat (minnelijke) onteigeningsprocedures gewoonlijk meer jaren in beslag nemen. Om die reden is er meestal voldoende tijd om de bedrijfsvoering goed af te stemmen. Dan dient de tweede vergelijking te worden gemaakt. Daaruit blijkt het verschil tussen de waarde waarvoor de besloten vennootschap de bedrijfsmiddelen zoals wellicht de gebouwen en de grond verkreeg en de uiteindelijke verkoopsom daarvan. Als dit dan eigendommen van de besloten vennootschap zijn, zal dit verschil uiteindelijk belast worden tegen de lagere vennootschapsbelastingtarieven. Wellicht kan zelfs die heffing worden vermeden door bijvoorbeeld de deelnemingsvrijstelling. Om belasting ineens te besparen zijn er voor zulk soort situaties ook nog andere mogelijkheden. Toepassing van de herinvesteringsreserve is wellicht een optie of het benutten van het box 3-tarief. Er zijn dus allerlei mogelijkheden om met een besloten vennootschap belastingen te besparen in het zicht van een (minnelijke) onteigening.
