Iets goeds bezitten is alleen maar aangenaam als je het kunt delen (Desiderius Erasmus 1466 - 1536)
Met regelmaat hoor ik van bestuurders die zich op basis van vrijwilligheid inzetten voor een vereniging of stichting, dat zij denken niet aansprakelijk te kunnen zijn voor overeenkomsten en dergelijke die de stichting of vereniging aangaan. Dit lijkt een net zo wijd verbreid misverstand te zijn als het idee dat de stichting of vereniging geen winst mag maken, maar dat is een ander onderwerp. Voor stichtings- en verenigingsbestuurders gelden, net zoals voor bestuurders van andere rechtspersonen, een aantal kaders waarbinnen zij moeten handelen om bestuurdersaansprakelijkheid te voorkomen. Een wetsartikel dat in algemeenheid is gericht op de bestuurdersaansprakelijkheid, betreft artikel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin is voor alle soorten rechtspersonen de bestuurdersaansprakelijkheid geregeld. De bedoelde kaders zijn soms concreter bepaald in specifieke wetgeving zoals belastingwetgeving. Daarin is uitdrukkelijk opgenomen dat het bestuur aansprakelijk is voor het voeren van een deugdelijke administratie, het doen van aangifte en/of de betaling van belastingen. In artikel 36 van de Invorderingswet 1990, lid 3 en lid 4 worden bijvoorbeeld situaties beschreven waarin bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de in dit artikel genoemde belastingen. Mede om die reden is het raadzaam om niet alleen de stichting of vereniging te verzekeren wat betreft mogelijke wettelijke aansprakelijkheid, maar ook een aparte bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.
Uit de rechtspraak zijn er veel situaties bekend waarin bestuursleden wel persoonlijk werden aangesproken. Er zijn uitspraken waarbij het gaat om de bestuurdersaansprakelijkheid, die is geregeld in boek 2, artikel 9 BW. Daarin staat in het eerste lid dat elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Tot de taak van de bestuurder behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld. Vervolgens is in lid 2 bepaald dat elke bestuurder verantwoordelijkheid draagt voor de algemene gang van zaken. Hij is voor het geheel aansprakelijk terzake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden.
In een geval waarbij een stichting failliet was verklaard, sprak de curator die dit faillissement moest afwikkelen, de bestuursleden aan op grond van artikel 2.9. Omdat de rechter tot de vaststelling kwam dat ondanks dat een ondeugdelijke administratie was gevoerd, er toch niet gesproken kon worden van een wijze van handelen door de bestuurders die de schuldeisers had benadeeld, kwamen deze bestuurders er met de schrik vanaf. In een andere procedure in september 2015 kwam de Rechtbank Noord-Holland wel tot het oordeel dat ten aanzien van de bestuurders van een voetbalvereniging sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid. De bestuursleden in die procedure werden door de rechter persoonlijk aansprakelijk gehouden voor de benadeling van de schuldeisers van de vereniging. De vereniging was failliet verklaard en de curator kon aantonen dat niet alleen de statuten niet waren nageleefd, maar dat er ook onrechtmatig was gehandeld door verwijtbaar te kort te schieten in de behoorlijke vervulling van de bestuurstaken.